Naast de Supertuscans is de Toscane ook rijkelijk bedeeld met een aantal classificaties van de hoogste soort, de DOCG. De eerste wijn waaraan we denken bij Toscane is Chianti. Sinds de 19e eeuw heeft deze regio succes in het buitenland. De wijnen, toen nog voornamelijk licht en makkelijk drinkbaar van karakter, vonden hun weg naar de consument in de bekende fiaschi (mandfles), bolvormige flessen omwonden met raffia wat ze tegen breuk deed beschermen. De flessen worden tegenwoordig niet meer snel gebruikt, maar omdat ze vaak nog de tafels sieren in menig Italiaans restaurant herkent iedereen ze in een oogopslag.
Twee DOCG's
Tegenwoordig komen we Chianti tegen in twee verschillende DOCG’s, de DOCG Chianti Classico en de DOCG Chianti. Dit verschil heeft alles te maken met het productiegebied. De term Classico staat garant voor het meest oorspronkelijke gedeelte van het productiegebied, als het ware het hart van de productiezone. De provincies Florence en Siena mogen uitsluitend deze Classico vermelden terwijl Chianti op zichzelf 7 subzones omvat. Menigeen zou in een discussie ter sprake brengen dat dit productiegebied eigenlijk te groot en te gevarieerd is met een te groot volume voor een DOCG-classificatie. Geen enkele andere DOCG en zelf een DOC uit Italië brengt jaarlijks zo’n groot volume op de markt. Het is daarom niet verwonderlijk dat de Chianti’s, Classico of niet, sterk variëren in prijs en in kwaliteit. Men kan echter niet stellen dat de Classico’s altijd een betere kwaliteit waarborgen dan de gewone Chianti. Daarnaast is voorgeschreven dat er voor minimaal 80% Sangiovese moeten worden gebruikt, dit laat de wijnboer enigszins vrij om de overige 20% zelf in te vullen, de beste chianti’s bestaan echter gewoon voor 100% uit Sangiovese.